Met de zomervakantie in aantocht en de wachtrijenchaos op Schiphol op het netvlies, vraag ik hier op deze plek even aandacht voor de trein en dan in het bijzonder de nachttrein. Die is bezig aan een heuse wedergeboorte.

De trein stoot zeker op Europese reizen per reizigerskilometer veel minder CO2 uit dan de auto of het vliegtuig (https://tinyurl.com/22p2w8yh), maar het belangrijkste argument voor de trein vind ik het reiscomfort en het reisgenot. Het comfort: je zit ruimer, je kunt gemakkelijk even je benen strekken. Het genot: Je zit altijd bij een raam en je ziet hoe je je verplaatst door het landschap. Je vakantie begint op het moment dat de trein zich in beweging zet. In een vliegtuig zie je alleen wat als je vlak bij een raampje ziet en na het opstijgen valt er alras weinig meer te zien.
Voor een lange treinreis vind ik de nachttrein onontbeerlijk. Je kunt in elk geval liggen en proberen de slaap te vatten zodat je niet gebroken aankomt de volgende ochtend. De ene keer lukt het mij beter dan de andere.
Ik heb voor mijn werk veel gereisd. Overwegend binnen Europa en Noord-Amerika. Het meest met het vliegtuig. Meestal in de businessklas. Dat zit in elk geval iets comfortabeler dan economy. Slapen in een vliegtuigstoel is me nooit gelukt. Zelfs niet in die van de royal class bij de KLM toen die klasse nog bestond en ik als gast van de KLM eens royal class mocht vliegen. Het straalverkeersvliegtuig is een prachtige uitvinding die je snel, veilig en betaalbaar de oceaan over brengt maar als wijze van vervoer vind ik het budgetreizen deplorabel: opeengepakt in een benauwde buis waarin je je niet kunt bewegen. Het vergt een mate van overgave die ik ter nauwer nood opbreng: Verstand op nul, meditatief oefenen in stilzitten en in gelatenheid de uren aftellen. Luchthavens zijn intens troosteloze oorden ingericht op het verwerken van lange rijen mensen. Geef mij maar een treinstation. Die combinatie van grandeur van weleer met die slonzige doorleefdheid. Maar ik ben verwend want kom uit Haarlem en daar staat het mooiste station van Nederland zoniet misschien wel van Europa. Omdat sinds het is opgeleverd in 1890 de tijd er consequent is stilgezet. De meeste stations werden in de loop der tijd helaas verkloot door neparchitecten die stations onder handen om ze een ‘eigentijds’ uiterlijk te geven. Die vernielzucht is ‘Haarlem’ merkwaardig genoeg bespaard gebleven. Misschien omdat alle bakstenen geglazuurd op maat zijn gemaakt, die fantastische tegeltableaus omvatten en fabelachtig mooi houtsnijwerk. Zo mooi dat iedereen er goddank met zijn poten vanaf is gebleven tot nu toe.
Luchthavens hebben ook een stationsgebouw. Soms prachtig zoals de beroemde TWA-terminal van de Finse architect Eero Saarinen op John F. Kennedy Airport. Meestal echter wordt er in naam van de doelmatigheid nondescripte meuk opgetrokken.
Schiphol is nog een relatief esthetische en gerieflijke luchthaven omdat je op veel plaatsen naar buiten kunt kijken en er veel winkels en restaurants zijn om de wachttijd te doden. Maar Heathrow en New York ‘JFK” zijn een door een gesloten gangenstelsel verbonden verzameling geblindeerde bunkers. Je wilt er eigenlijk niet dood gevonden worden. Door de bank genomen is vliegen als vervoerswijze volkomen kut: KUT.
Als het vliegen ooit enig cachet heeft gehad, dan is dat al meer dan een generatie geleden verloren gegaan met de deregulering en liberalisatie van de hele luchtvaartsector, de komst van de tientjestickets en het massatoerisme. Het is een zegen voor de mensheid dat dat de Coronapandemie een einde heeft gemaakt al dat massale hersenloze heen en weer gejakker over de aardkloot door de stratosfeer. Ik heb er zelf ook aan meegedaan: Even een persconferentie ‘coveren’ in Londen of Geneve, waar overduidelijk geen ene reet kon uitkomen. Maar ik ging toch want je wist maar nooit. Dat soort idiotie.
Daar heeft de pandemie nu hopelijk definitief een einde aan gemaakt, mede in het belang van het klimaat. De jongens en meisjes die in mijn journalistieke voetsporen zijn getreden doen dat nu lekker via Zoom of Teams. (Ik beklaag mij overigens niet over al die persreizen. Als persjongens onder elkaar zetten we de boel uit pure melige balorigheid vaak op stelten. Er werd veel gekeet en gelachen.)
Ik denk dat de hele wereld mede door de Russische invasie in Oekraïne momenteel belandt in een fase van mondiale regressie: geopolitieke en economische ontkoppeling (‘de-coupling’) tussen de grote machtsblokken, vooral tussen het Euraziatische deel (Rusland & China) en het westen (de EU en de VS en Australië). Met grote blijvende krimp voor de reisindustrie en de internationale handel. Wat Rusland aanricht in Oekraïne, doet China met de Oeigoeren: Fysieke vernietiging van een andere beschaving. Produceren in China wordt in Europese ogen medeplichtigheid aan genocide. De EU streeft nu naar ‘strategische autonomie’: het ‘re-shoring’, terughalen van fabricage naar Europa (en Amerika) en energie-onafhankelijkheid van Rusland en van het Midden-Oosten door een versnelde energietransitie.
Maar ik dwaal af.
Want we gingen iets doen met de trein. Europa heeft gelukkig nog steeds een zeer uitgebreid spoorwegnet met daarbinnen sinds de jaren 1980 een hogesnelheidsnet in Frankrijk en Duitsland dat gestaag is uitgebreid. De oude, klassieke, manier om reistijd te verkorten was de nachttrein die de afgelopen decennia een zieltogend bestaan leidde maar nu een comeback maakt als een goedkoop en duurzaam alternatief vooral voor jongeren die het nachtleven toch al gewend zijn en ouderen die alle tijd van de wereld hebben. ’s Nachts is er nog capaciteit op het spoor en de nachttrein van Marseille naar Parijs die Karin en ik vorig jaar probeerden doet er zo’n elf uur over omdat hij op veel baanvakken tussen goederentreinen rijdt die nu eenmaal niet zo snel gaan. Tsjoeke-tsjoek-kedeng-kedeng. Piep! Piehieeep!! Zachte boem! Stilte. Na tien minuten een licht gekraak. Beweging en weer kedeng-kedeng. En dat twintig keer. Daar dut je heerlijk bij weg.
Heen hadden we de luxe Thalys (eerste klas) van Amsterdam naar Parijs, waar we drie dagen verbleven. Vandaar gingen we met de budget TGV ‘OUI GO’ van de SNCF naar het zuiden: dezelfde afstand in drie uur.
Enkele weken terug deden Karin en ik een flinke week ‘Toscane’. ’s Avonds om half negen met de ‘Night Jet’ van de Österreichische Bundes Bahn (ÖBB) vanaf Amsterdam CS naar Bazel om daar over te stappen op de Zwitserse EuroCity naar Milaan en van daar met de Italiaanse Frecciarossa op hoge snelheid naar Florence en tenslotte met een lokale boemel van Trenitalia naar het gehucht Dicomano waar de agriturismo van Paolo en Lisa is waar we zouden verblijven.
Het boeken van de reis was al een avontuur op zich. Hoewel alles digitaal kan, valt het op dat Europa nog steeds een lappendeken is van nationale spoorwegbedrijven. Het kostte ons ruim twee dagen om erachter te komen wat de handigste manier was om onze reisetappes zo naadloos mogelijk aan elkaar te breien. De terugreis wilden we niet via Bazel maar via Innsbruck over de Brennerpas. Het boeken van het traject Bologna-Innsbruck weigerde halsstarrig omdat we, eenmaal aanbeland in het betaalscherm voor de creditcard bij Trenitalia deze webpagina gewoon niet laadde na het invoeren van alle gegevens. In de omgekeerde richting, via ÖBB boeken, lukte vervolgens wel. Op ons verlanglijstje staat een website waar elke samengestelde treinreis door meerdere Europese landen met verschillende vervoerders naadloos is te boeken: Ook NS Internationaal kon dit niet voor ons regelen. De man die ons te woord stond kreeg geen of beperkt toegang tot de dienstregeling zodra hij meer dan een week vooruit wilde kijken.
Dit houtje-touwtje-gedoe is anderzijds ook wel weer charmant: Voortdurend het wisselen van locomotief voor een grens en dan een half uur stilstaan, het gebeurt nog steeds. De ‘Night Jet’, die herhaaldelijk stopt om passagiers op te pikken, is weinig jet en meer een stoptreintje. Maar aan boord is het in elk geval reuzegezellig. Het personeel van de ÖBB is net als de wagons zelf enigszins op leeftijd. De routines zijn diep ingesleten en die dient men te respecteren. Dan gaat het goed. Dus alstublieft geen fratsen.
De steward op de heenreis deed ons denken aan Basil Fawlty uit de BBC-serie Fawlty Towers (John Cleese) en de stewardess op de terugweg leek op mrs. Slocombe (Mollie Sugden) uit de sitcom Are You Being Served? Wilde u iets? NEIN, unmöglich, ich bin jetzt sehr beschäftigt!! Om dan even later toch gedienstig een excuserend hoofd om de coupédeur te steken. Bij ons kunnen ze niet meer stuk, het Night Jet-personeel van de ÖBB. Schatten. Laten we zuinig op ze zijn.
De trein is sowieso socialer dan het vliegtuig. Je raakt, is onze ervaring, eerder met medepassagiers in gesprek. In het vliegtuig zit tegenwoordig iedereen naar dat schermpje in de rugleuning te staren. Op de heenreis zaten we bij twee jonge gasten uit Polen die een maandlang kriskras door Europa treinden. We stapten samen uit in Basel. Zij gingen naar Liechtenstein. Op de terugreis troffen we een jonge vader, Simon uit München die met zijn tweejarig dochtertje Pia onderweg was naar Utrecht, om te gaan logeren bij zijn broer die Innovationswissenschaften had gestudeerd in Groningen en werkt aan de universiteit Utrecht.
We zijn benieuwd hoe het verder zal gaan met de renaissance van de nachttreinen in Europa. Het hoeft van ons niet een al te gelikt product te worden. De couchettes op de heenweg waren wel wat krap: ik kon er met mijn lengte van 1,82 m. niet gestrekt in liggen. De slaapcoupé terug was wat dat betreft beter. Het is een beetje krap kamperen: de steward verandert tegen slaaptijd de banken in bedden en als je boven slaapt moet je via een laddertje je bedje in klauteren en een vangnetje spannen om te voorkomen dat je in je slaap eruit rolt.
In de coupe bevindt zich een piepklein wastafeltje en aan het einde van de gang bij het toilet is een douche. Misschien is het handiger om – als het reizen per nachttrein een grote vlucht gaat nemen – een douchegelegenheid te creëren op het aankomststation die wat ruimer en geriefelijker is. Het is maar een idee.
Maar de sfeer van een nachttrein als een soort rijdende jeugdherberg moeten ze wat ons betreft in ere houden.