
Eind juli 2017 fietsten vriendin Elly en ik in Frankrijk: van Angers naar Orleans, langs de Loire. We hadden goede herinneringen aan onze fietsvakantie langs de Oostenrijkse Donau, dus we hadden veel zin in ons weekje langs de Loire.

De eerste avond kwamen we druipend en uitgeput aan in ons hotel: het had de hele dag geregend, en langs de Loire krijg je te maken met best wat hoogteverschil, daarop hadden we niet gerekend. Gelukkig hadden we fietsen gehuurd bij een fietsverhuurder[1] die filialen had in ieder stadje dat wij aandeden, dus toen er alweer regen voorspeld werd, hebben we de fiets ingeleverd, lekker de bus gepakt naar Chteau de Villandry en naar het hotel van die avond, en hebben we de dag daarop weer een fiets opgehaald in het volgende stadje.
Een van de laatste dagen overnachtten we in een ‘chambre d’ hôte’ in een kasteeltje in Muides-sur-Loire[1], vlakbij het Château de Chambord. Dat was een geweldige ervaring. De kamers waren enorm groot, ingericht met stijlvol ‘koninklijk’ antiek, en vanaf het terras hadden we een prachtig uitzicht over de Loire. Het weer was inmiddels ook aardig opgeknapt. ’s Avonds hebben wij op advies van de gastheer heerlijk gegeten in ‘Auberge du Bon Terroir’[2] waar klassiek Frans wordt gekookt. Ik at er magret de canard, dat mocht wel na al dat fietsen.
Zo werd de vakantie toch nog onvergetelijk, en zou ik best nog een keer langs de Loire willen fietsen. Maar dan wel graag op een elektrische fiets.
[1] www.chateaudecolliers.com
[2] Auberge-bon-terroir.fr
[1] www.detoursdelaloire.com
Het recept dat nu volgt komt uit de “Larousse Gastronomique” . Ik heb de hoeveelheid botersaus wel aangepast. Het is nu nog ruim voldoende voor 4 personen.

Magret de Canard (4 personen)
De echte ‘magret de canard’ is de borstfilet van de mannelijke eend. De filets hebben een vetlaag en het vlees is iets steviger dan van het vrouwtje.
4 (of 2 grote) eendenborstfilets,
2 sjalotten, gesnipperd
150 ml rode wijn + 4 eetlepels – neem een goede wijn, je proeft het verschil in de saus
60 ml room
175 gr roomboter
Kerf een ruitpatroon in de vetlaag van de filets en bestrooi ze met peper en zout.
Maak dan de botersaus:
Verwarm de gesnipperde sjalotten met de rode wijn in een sauspan en laat de wijn inkoken op hoog vuur totdat de wijn is geabsorbeerd. Voeg de room toe en kook weer in totdat de saus zo dik als siroop is. Haal de pan van de warmtebron, roer twee of drie klonten boter door de saus en laat de saus weer even warm worden. Ga zo door tot alle boter is toegevoegd. De Larousse houdt de saus warm au-bain-mairie, ik zet mijn elektrische pit op 1 en roer af en toe.
Bak de filets in een pan met een dikke bodem, met de vetlaag naar beneden. Er hoeft nog geen boter bij, want het vet smelt en de filet krijgt zo een krokant korstje. Zet het vuur niet te hoog, zo kan het vet langzaam uitbakken. Na 8 minuten moet deze kant goudbruin zijn en krokant. Keer de filets en bak de andere kant. Nu zul je wel een klontje boter moeten toevoegen. De totale baktijd is ongeveer een kwartier. De binnenkant moet rose blijven, zo’n 55 graden.
Haal de filets uit de pan en bedek ze met aluminiumfolie. Schuim het vet in de pan af en voeg 4 lepels rode wijn toe. Laat iets inkoken en voeg een eetlepel van de eerder gemaakte botersaus toe. Snijd de filets in plakjes en schik ze op borden. Giet dan de wijnjus over de filets en geef de rest van de botersaus er apart bij.
Serveren met haricots verts en/of gebakken champignons, en ik heb daar dan het liefst gewoon gekookte aardappels van goede kwaliteit bij. Dan kan je tenminste een extra schepje botersaus nemen.
