Door Jaap Hoeksma
De kloof tussen de alledaagse werkelijkheid en de wetenschappelijke theorie is zelden zo groot geweest als in de Europese Unie aan het begin van de 21e eeuw. Millennials groeien op in een continent dat de nationale grenzen grotendeels heeft afgeschaft. Ze betalen overal met dezelfde munt en kunnen net zo gemakkelijk in hún land wer- ken en studeren als in andere lidstaten. Zij zijn tegelijkertijd natio- nale én Europese burgers. Ze mogen meedoen aan de verkiezingen voor de gemeenteraad van hun stad of dorp én aan die voor het Euro- pees Parlement. Dat is voor hen allemaal vanzelfsprekend, maar in de school- en collegebanken wordt hun verteld dat ze alleen in hun eigen land ‘echte burgers’ zijn en dat een echte democratische samen- leving alleen mogelijk is binnen de grenzen van hun nationale staat!
Vrede van Münster
De reden voor dit verwarrende verschil tussen de ervaren wereld en de academische theorie is dat de wetenschap op het terrein van de het publiekrecht en politieke theorie nog altijd denkt in twintigste- eeuwse paradigmata. Rechtsfilosofen en onderzoekers van het vraagstuk van de internationale betrekkingen gaan net als vroe- ger uit van het zogenoemde Westfaalse stelsel van Internationale Betrekkingen’. Dit denkmodel stamt uit het begin van de Moderne Tijd en dankt zijn naam aan de in Westfalen gesloten Vredes van 1648, die de Dertigjarige oorlog op het Duitse grondgebied en de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en Nederland beëindigden (Vrede van Münster).2
Absolute soevereiniteit
De Vrede van Westfalen sloot niet alleen de middeleeuwen en het tijdperk van de verwoestende godsdienstoorlogen af, maar legde ook de grondslag voor het moderne statenstelsel. Het kenmerk van dit stelsel bestaat uit de absolute soevereiniteit van nationale staten. Bin- nen de grenzen van de nationale staat vormde de soeverein de bron van de macht, terwijl de verhoudingen tussen staten werden beheerst door het principe van de niet-inmenging in de interne aangelegenhe- den. Schending van dit beginsel kon als een aanleiding voor oorlog (casus belli) worden beschouwd. Oorlog was volgens de Pruisische generaal Von Clausewitz niets anders dan de voortzetting van diplo- matie met andere middelen.
Wereldoorlogen
Het Westfaalse stelsel ontwikkelde zich in de loop der tijd tot de hoeksteen van het moderne statenstelsel. De filosoof Jean-Jacques Rousseau schreef zelfs dat het de eeuwige grondslag van de interna- tionale orde zou zijn. In zijn geëvolueerde vorm is het momenteel de basis voor het functioneren van de Verenigde Naties. De keerzijde van dit denkmodel is dat het in de eerste helft van de twintigste eeuw tot twee catastrofale wereldoorlogen leidde. De Nederlandse histo- ricus Huizinga was een van de eerste denkers die ervoor pleitte de absolute soevereiniteit van nationale staten in te tomen.3 Hij wilde de staten van Europa niet opheffen, maar vond wel dat de almacht van de staten in het belang van de toekomst van het continent ingeperkt moest worden. Europa was zijns inziens te klein geworden voor het beginsel van absolute soevereiniteit.
Europese democratie
Het verwoestende oorlogsgeweld leidde tot een verandering die niet voor mogelijk was gehouden. De mensen van Europa wilden geen oorlog meer en de oprichters van de Europese Gemeenschappen
besloten om de macht van het zwaard te vervangen door het gezag van het recht. Het middel dat zij daarvoor vonden, was het delen van soevereiniteit. Omdat het ‘poolen’ van soevereiniteit alleen maar mogelijk is tussen democratische staten, werd democratie een van de kenmerken van de latere Europese Unie. Het hogere doel van het in 1992 ingevoerde burgerschap van de Unie was om de EU zelf ook democratisch te laten functioneren. Zonder burgers geen democra- tie. De opzet is geslaagd. Het kenmerk van de EU is dat zij de con- stitutionele beginselen van democratie en rechtsstaat toepast op een internationale organisatie. De EU heeft zich, anders gezegd, ontwik- keld van een Unie van democratische Staten tot een Europese demo- cratie van staten en burgers.4
Zicht op de toekomst
Democratie gaat niet vanzelf. Als de burgers van de Unie door poli- tici, rechters en wetenschappers wordt voorgehouden dat de EU geen ‘echte’ democratie is en dat het Europees Parlement geen ‘echte’ volksvertegenwoordiging is, kan moeilijk worden verwacht dat die burgers enthousiast naar de stembus gaan. Toch ligt daar een van de oorzaken van het probleem. Premier Rutte verklaarde op 1 november 2016 in de Eerste Kamer dat ‘het Europees Parlement natuurlijk geen parlement is’5 en het Duitse BundesVerfassungsGericht oordeelde op 5 mei 2020 dat het EU Hof van Justitie ook geen hoogste rechter kan zijn.6 Zij worden in hun achterhaalde opvattingen gesterkt door wetenschappers die ondanks de uitspraken van het EU Hof van Justitie van 16 februari 2022 niet kunnen of willen aanvaarden dat de EU het Westfaalse stelsel heeft verlaten. Door hardnekkig aan het oude paradigma vast te houden miskennen toonaangevende juristen en politicologen de werkelijkheid van de hedendaagse burger. Millen- nials zijn niet gebaat bij een terugkeer naar het verleden, maar willen zicht op de toekomst. De beste dienst die de wetenschap hun kan bewijzen, ligt in het ontwikkelen van een denkmodel dat de Euro- pese democratie van vandaag en morgen onderbouwt.
Jaap Hoeksma is staatsrechtsfilosoof en auteur van De Democratisering van de Europese Unie (Boom Bestuurskunde 2023)
Beeld: https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/c/c8/The_Millennials.jpg
Eindnoten
- Voor Juliet, Rob, Jori, Jane, Itay, Merle, Malte, Patrick, Axel, Willemijn, Kathrine en de andere millennials in Nederland en de EU.
- B. Tromp, ‘Het ontstaan en de ontwikkeling van het statenstelsel’, in: J. Melissen (red.), Europese diplomatie: in de schaduw van Westfalen, Assen 2000, geeft een gedegen analyse van het Westfaalse stelsel.
- J. Huizinga, Geschonden Wereld, Haarlem 1945.
- J. Hoeksma, European Democracy, Tilburg 2019.
- Handelingen Eerste Kamer, 2016-2017, 34550, 1 november 2016.
- Urteil BundesVerfassungsGericht vom 5 Mai 2 BvR 859/15.
- Uitspraken in de zaken Polen en Hongarije tegen Parlement en Raad, ECLI:EU:C: 2022:97 en ECLI:EU:C:2022:98.