Wat zoeken de mensen toch! Ze zoeken een ‘ziel’. Maar wat is dat in godsvredesnaam? Ze zoeken een ziel zoals de eind vorig jaar overleden Jacques Delors een Europese ziel zocht. Hij was als eurocommissaris ooit de pleitbezorger van de Interne Markt. Hij miste aan het einde van zijn lange leven de ziel in Europa. Of: ‘bezieling van Europa’. Preciezer: bezieling van het project De Europese Unie.
Ik wist dat hij van de Parti Socialiste was maar ik wist niet dat hij daarnaast ook van het roomskatholieke geloof was. In Frankrijk kan dat natuurlijk gewoon. Van de ‘laicité’ zijn, naar buiten toe werelds – seculier- maar in je binnenste gewoon nog steeds een schaapje zijn in de kudde van Onze Lieve Heer. Het lijkt er op dat Delors’ zielsbegrip de door God ingeblazen levensadem is die in alles zit dat tot Zijn Schepping behoort. Elk levend wezen maar ook elk menselijk object. En dus ook het Europese Project. Iets kan niet ‘zijn’ zonder ‘ziel’. Dan moet het bezield worden of geraken.
Het is ironisch dat Delors, een van de voortrekkers van de Interne Markt, tegen het einde van zijn leven zag dat steeds meer mensen die enorme grenzeloze economische ruimte met zijn tomeloze economische succes, een zielloos project vinden. Zielloos. Als iets steriels, doods, dat niet leeft onder ‘de burgers’. Onder het volk. De EU is niet populair.
Ook de Belgische Commissievoorzitter Herman van Rompuy zag dat haarscherp in aanvaardingsrede bij de Von der Gablentz-prijs in 2012. (https://duitslandinstituut.nl/artikel/159/europa-moet-weer-symbool-van-hoop-worden).
“We hebben Europa vanaf het begin vormgegeven als ruimte en misschien onderschat hoezeer mensen ook behoefte hebben aan een plek. Een plek om zich thuis te voelen”. Van Rompuy is een poëtisch mens en daarom onterecht onderschat als politicus. Hij benoemde het gebrek aan geborgenheid dat mensen voelen in het verenigde Europa. Gewone mensen, met matige talenten, die minder goed zijn opgewassen tegen de meedogenloze krachten in de economie, zoeken geborgenheid.
Het Europese elitarisme (het globalisme, de mondaine wereld, de voorhoede, avantgarde, geef het een naam) biedt dat niet omdat de elite bestaat uit de mensen die er toch wel komen, dankzij hun talent. Die hebben die geborgenheid helemaal niet nodig. Ze komen overal wel aan de bak. Talent hebben is prima. Dat moet je uitbuiten. (Alleen heb je het nooit helemaal uitsluitend aan jezelf te danken.) Ik ben ook niet tegen een elite (Een Haagse of Brusselse elite) zoals Forum voor Democratie (FvD) dat is: Tegen het ‘partijkartel’. Trouwens, FvD is zelf zo elitair als de pest.
Elke oude elite die in een machtsovername het veld moet ruimen, wordt opgevolgd door een nieuwe elite. Daar kun je gif op innemen. Wij gewone mensen schieten er geen zak mee op. Thierry Baudet (of Geert Wilders of Giorgia Meloni, Marine Le Pen, Viktor Orbán, of noem ze maar op) zijn boegbeelden van een zelfbenoemde anti-elite die zich in de coulissen van de macht warmloopt om de boel over te nemen en die dan de nieuwe elite is. Je wordt door de hond of door de kat gebeten.
Wat wel zo is: Zolang zij de oppositie tegen de zittende macht zijn, voelen zij de zorgen van de mensen beter aan. Vertolken zij de onlustgevoelens. Andere politieke antenne. Voor onvrede en de machteloosheid. En dus andere blik op de werkelijkheid. Ander wereldbeeld. Of/en: Opportunisme. Zien dat de zittende elite een electoraal gat laat vallen. (Of ze er ook wat aan gaan doen, aan die zorgen van de gewone man enzo, dat is Vers Twee.)
Dus er is linksom of rechtsom altijd een elite, wen daar nou maar aan. En een elite heeft tot op zekere hoogte altijd gelijk. Daardoor zijn ze nu juist boven komen drijven. Lievere ouders want rijker, betere wieg, grotere kinderkamer, betere scholen met bijles en netwerkjes. Kennisvoorsprong. Of gewoon aangeboren dan wel ergens opgelopen rancune, dat kan ook.
Over het heersende elitaire wereldbeeld, het ‘progressieve’: Niemand kan klimaatverandering ontkennen tenzij je zwaar psychotisch bent. Maar over de mate waarin en over de beste maatregelen ertegen, daar kun je over discussiëren. Als je alarmistisch en in blinde paniek binnen vijf jaar iedereen in een elektrische in plaats van een benzineauto wilt, dan moet je je even realiseren dat negentig procent van de autobezitters dat op dit moment absoluut niet kan betalen. En dat je niet zonder auto kunt als je twee banen hebt omdat je anders de huur niet kunt betalen.
De elite is in wielertermen de kopgroep. Wij zijn de karavaan. Als de kopgroep ons ‘lost’ zoals president Macron in Frankrijk de boerenkaravaan en het peloton van de ‘banlieues’ heeft gelost, dan zijn wij, die sukkels in die gele hesjes, teleurgesteld en boos. Vooral boos als blijkt dat de kopgroep stijf staat van de doping: Vals spel, macht is bijna altijd vals spel.
Maar gelukkig is er in een democratische samenleving altijd een tegenkracht tegen het elitarisme en dat is het populisme. Als het volk – de populus – genoeg wordt getart, dan ontstaat er populisme. Dat is een politiek van onwerkbare, zo niet rampzalige, oplossingen omdat ze niet stoelen op een rationeel bestuur maar ontspruiten aan het ‘gevoel’, berusten op mythes.
Allemaal waar. Maar wat je je daarbij moet blijven realiseren is: Dit is niet ‘de schuld’ van de populisten, maar de nalatigheid van de elite: de kopgroep die niet meer achteromkijkt. Die vergeet om zo nu en dan in de eigen spiegel te kijken met het vermogen om even iets anders te zien dan zijn eigen voortreffelijkheid. (Zoals in de schoot geworpen voorrechten, misschien?) En die derhalve iets meer betrokkenheid toont bij minderbedeelden. Mededogen is een vorm van bescheidenheid. En bescheidenheid is een vorm van beschaving.
Maar de heersende elite is er niet meer een die naar ons om ziet. Die de karavaan niet meer meetrekt. You never walk alone? Maar nu dus wel. Je moet maar eens opletten als je beschaafde politici hoort fulmineren tegen het populisme. Populisme is een moreel negatieve kwalificatie ‘an sich’. Een scheldwoord. Het is kleinerend, neerbuigend. Je hoort ze nooit over waar het nou eigenlijk door komt, dat populisme. (Ja, door Wilders en door Le Pen enzo. Door nepnieuws, feitenloosheid, emotiepolitiek, vissen in troebel water, de onderbuik. Ammehoelaa: zo kan iedereen de politiek analyseren.) Maar eerst was het er niet en nu wel. Hoe komt dat? Het was een tijd lang weg en ‘heeft weer de kop opgestoken’. Met al zijn intellect en denkvermogen reduceert de elite het nu opeens tot een soort natuurramp. Dat is het natuurlijk niet. De oorzaak dat is de zittende elite zelf. Oud, moe en der dagen zat. Klaar om uit het zadel te worden gewipt.
Het noodlot van democratische politiek is dat het elitarisme telkens stuivertje wisselt met het populisme. Als dat heel lang duurt, zeventig jaar zoals in de Sovjet-Unie, dan is er iets misgegaan. Dan weigert de populist, de oproeikraaier, die zich in de macht heeft gekatapulteert, weg te gaan. Zoals Poetin. Dan is de democratie veranderd in autocratie of dictatuur.
Dat is waarom goede grondwetten paal en perk stellen aan het aantal malen dat een staatshoofd mag worden herkozen. Paal en perk stellen aan een partij, hoe een partij met juridische fratsen zijn parlementaire meerderheid continueert en zo instituties uitholt, is al een stuk moeilijker zoals niet alleen Rusland, Hongarije en Polen laten zien maar zelfs de oudste democratie, Groot-Brittannië.
Les 1 in het vak Burgerschapskunde dat ieder individu moet leren met het hart is: Politiek stelt altijd teleur. Politiek stelt altijd teleur!
(Fantastische titel van een boek van de politicoloog Willem Schinkel: Waarom politiek altijd teleurstelt.) Waarom? Omdat goede, rechtvaardige politiek een compromis is waarin ieders zorgen zijn meegewogen. Als heel veel ‘ieders’ het gevoel krijgen dat dit niet zo is, dan ontstaan er problemen.
Ik ga altijd stemmen maar ben ook altijd teleurgesteld. Omdat mijn stem een druppel is die verwatert in een oceaan van tegenstrijdige belangen. De enige manier om te geloven dat mijn druppel de samenstelling van de oceaan verandert, is te geloven in hoe homeopaten geloven in de werkzaamheid van homeopathische verdunning. Maar ik geloof niet in homeopathie.
Stemmen doe ik dus altijd tegen beter weten in. Het zal wel weer niks worden. En ja hoor: het werd wederom weer niks. En toch blijf ik gaan. Want als ik niet ga, en al die anderen ook niet: God verhoede waar we dan in terecht komen.
Maar mensen gaan alleen stemmen als ze zich identificeren met het politieke lichaam waarbinnen zij stemmen: Hun gemeente, hun provincie, departement, county, deelstaat, hun land. Gaan stemmen is per ultimo een daad van gemeenschapszin.
Toen de Europese Gemeenschap in 1992 in Maastricht promoveerde tot Europese Unie veranderde zij in een soort horror vacui, een enge leegte, voor ons gewone mensen. Van een gemeenschappelijk project voor iedereen werd het een voorhoedeproject van kansrijken. Het woord ‘gemeenschap’ suggereert iets waar je als mens organisch onderdeel vanuit maakt en dat zich om jou bekommert.
Unie klinkt daarentegen juridisch, bedrijfsmatig. Zoals MelkUnie, Technische Unie, Unilever, United Airlines (allemaal bedrijven). Zoals in tolunie: een koude belangengemeenschap. Waarom? Ik denk: door de tijdgeest van toen. En omdat de protagonisten van die toen heersende tijdgeest sneller vooruit wilden. Een vrij bereisbaar continent in plaats van een eigen, begrensd vaderland. Opwindend voor wie ondernemend is en die durft, maar ook beangstigend groot voor wie bang is voor het diepe.
Beangstigend? Niet als je weinig te verliezen hebt zoals Oost-Europeanen. Of als je veel talen spreekt. Of Engels spreekt. Zoals al die Europese jongeren die hebben deelgenomen aan het Erasmusprogramma. Dat heeft de basis van de Europese elite enorm verbreed, zij het tot nog steeds niet meer dan een procent van de bevolking, meer niet. (Daarom zijn er nu plannen om ‘Erasmus’ ook te verbreden naar het beroepsonderwijs.) Deze Erasmusianen zijn goed vertegenwoordigd in de politieke partij Volt, een vrij exclusieve beweging van zichzelf progressief noemende hoogopgeleiden.
Het is dus niet zo verbazingwekkend dat Volt en ook alle andere ‘niet-rechtsextremistische’ partijen de twee grote verkiezingsthema’s van dit moment niet zagen aankomen: de gegroeide maatschappelijke ongelijkheid en migratie. De Europese Unie is een ‘safe haven’ voor wie oorlogsgeweld ontvlucht maar steeds meer van haar eigen ingezetenen voelen zich onbeschermd in hun bestaanszekerheid en voelen zich aan hun lot overgelaten zonder vaste baan of woning. Ontelbaar veel mensen voelen zich in Europa moederziel alleen, verloren in een immense politieke ruimte. Misschien is dat wel de grootste maatschappelijke opgave van de Europese Unie: zorgen dat het (weer) een gemeenschap van mensen wordt.
Ik ga stemmen voor het Euro Parlement; de verkiezingen zijn 6-9 juni.
Commentaar op dit stuk is van harte welkom.